Zoeken in deze blog

zondag 31 oktober 2021

ANTOINE WIERTZ & R.H. QUAYTMAN @ WIELS: een confrontatie (Brussel)

 

In 1999 en een deel van 2000 bracht ik een bezoek aan circa 5O Belgische musea en instellingen met een kunstcollectie van 1850 tot heden. Ook het Museum Wiertz maakte deel uit van die 50.

Nu de Brits-Amerikaanse kunstenaar R. H. Quaytman in WIELS haar fascinatie voor Antoine WIERTZ in beeld brengt, leek de tijd rijp om mijn ervaring van 20 jaar geleden te delen.


"Vandaag zijn het oeuvre en het exuberante museum-sanctuarium van Wiertz weliswaar in de vergetelheid geraakt, maar niettemin vormen ze het vertrekpunt van Quaytmans onderzoek naar de mogelijkheden van schilderkunst in de context van fotografie, gezien doorheen het oeuvre van Wiertz dat een overvloed aan suggestieve mannelijke lichamen weergeeft maar daarnaast ook een oprechte empathie vertoont met de situatie van de vrouw."

Wiels.org



MUSEUM ANTOINE WIERTZ
Vautierstraat 62
1040 BRUSSEL


Na mijn bezoek begin 2000 schreef ik onderstaande tekst...

Wanneer we als uitgangspunt van onze museumwandelingen gekozen hebben voor de 'kunst van 1850 tot heden' in Belgische musea, moeten we strikt genomen ook Antoine WIERTZ (1806 - 1865) in zijn eigen museum bezoeken.
In het kader van de vaststelling dat na 1850 de moderne kunst (met de komst van het realisme vanuit Frankrijk) stilaan haar intrede deed, kunnen we het meeste werk van Wiertz echter alleen maar behandelen om te zeggen hoe het niet moet.

Toen Wiertz in 1865 stief, begon het realisme ook in ons land door te dringen en werd het startschot gegeven voor een moderne kunst als reactie op het academisme en de hoogdravende romantiek. at Wiertz een romanticus was, is wel duidelijk. Dat enige hoogdravendheid hem niet vreemd was, is nog voorzichtig uitgedrukt.

Antoine WIERTZ werd op 22 februari 1806 in Dinant geboren. België bestond nog niet. Onze streken stonden onder Franse invloed. In 1!14 werd besloten tot de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I. In 1820 kon Wiertz, dank zij de tussenkomst van zijn beschermheer Paul de Maibe en met een studiebeurs van koning Willem I, naar de academie in Antwerpen
. Daar werd hij een groot bewonderaar van Rubens (met onder andere de 'Kruisafneming' in de kathedraal) en groeide al snel de idee om deze grote meester na te volgen en (volgens zijn eigen woorden als vijtienjarige) 'te overtreffen' ! De gedachte om een 'groot' schilder te worden liet hem niet meer los.

In 1829 kwam hij voor het eerst in Parijs. Daar zette hij zijn devies 'Portretten voor de soep, schilderijen voor de roem' reeds deels in de praktijk om. Hij schilderde portretten om den brode, maar bestudeerde ondertussen de door hem bewonderde Meester  in het Louvre. Reeds in 1827 had hij in diverse schetsen de aanzet gegeven tot zijn latere gigantische werken.

De Belgische revolutie van 1830 ging blijkbaar aan hem voorbij. In 1832 won hij de 'Prijs van Rome’, wat hem tienduizend frank opleverde en een studieverblijf in Rome. Daar werkte hij van 1834 tot 1837.

Hij realiseerde er in 1835-1836 zijn eerste grote historiestuk 'De Grieken en Trojanen vechten om het lijk van Patrokles'. Dat leverde hem daar in Rome snel de nodige roem op, zodat hij besloot het werk naar Antwerpen over te brengen. Daar werd hij eveneens met lof overladen. 
Parijs, waar hij zijn 'Patrokles' in 1839 eindelijk op het 'Salon' kon voorstellen, moest hem nu de definitieve erkenning van zijn genie opleveren. Maar de kritiek woog zwaarder dan de lof en Wiertz nam afscheid van Parijs als centrum van de kunst, maar kreeg nu pas goed de smaak van 'grote' kunstwerken te pakken.

In 1840 - 1841 realiseerde hij in Luik zijn reusachtige (11,53 x 7,93 m) schilderij 'Opstand der Engelen'. Na de tentoonstelling in Brussel (1842) verdween het enorme doek weer naar Luik, om uiteindelijk naar zijn eigen musuem terug te keren.


Antoine Wiertz, Patrokles, 1836


In 1850 slaagde Wiertz erin om met de Belgische staat een contract af te sluiten voor de bouw van een atellier met woonhuis. In ruil voor zijn huidig en toekomstig werk bouwde de staat het reusachtige atelier met bijgebouwen, het huidige Wiertzmuseum. Reeds in 1851 kwam Wiertz er wonen en werken. Kort na zijn dood in 1865 werd het als museum opengesteld.

Het museum maakt, net als het Museum Constantin Meunier, deel uit van de Koninklijke Musea in Brussel. De bewaking wordt  dan ook verzorgd door personeelsleden van het grote museum. Hier vinden ze wellicht enige rus en ontvangen de (schaarse) bezoekers met een gewaardeerde vriendelijkheid.

Toe Wiertz hier kwam wonen, kreeg hij in het nabijgelegen park een dierentuin als overbuur. Later werd daar het 'wetenschapspark' gevestigd, waarvan de gerestaureerde Solvay-bibliotheek een restant is. Links van dat park staat nu het glazen huis van het Europees Parlement. Aan de bovenkant van het Wiertz-museum vinden we het Museum voor Natuurwetenschappen met de befaamde iguadons van Bernissart. 

Via het hek en de buitentrap komen we het heiligdom van de meester binnen. In de gang links hangt een bordje met de foto van een flink uit de kluiten gewassen hond met de vermelding 'Hier waak ik / Je monte la garde'. U bent alvast gewaarschuwd. Boven diezelfde deur hangt het schilderij 'De conciërge', die slapend boven zijn krant hangt.
Tegenover de deur zie je het schilderij 'Portret des kunstenaars op rijpen ouderdom'. In deze titel worden we meteen geconfronteerd met het bepaald archaische karakter van de Nederlandstalige titels op alle schilderijen. Maar uiteindelijk pas dit taalgebruik wonderwel bij dit soort werk. Er wachten on nog wel enkele taalkundige pareltjes uit het midden van negentiende eeuw.


Antoine Wiertz, La belle Rosine, 1847


De echte concierge zit in het volgende kamertje links van de gang, is duidelijk wakker en geeft ons meteen een omschrijving van wat we mogen verwachten.
We gaan eert het grote atelier verkennen.

Helemaal links hangt (schuin vanwege de enorme grootte in dit toch al hoge atelier) het reeds genoemde schilderij 'Opstand der engelen' (1840 - 1841). Wiertz zag dit werk als een waardige tegenhanger voor de 'Kruisafneming' van Rubens in de Antwerpse kathedraal.
Rechts van dit gigantische werk staat een kleiner schilderij op een ezel. Blijkbaar is hier restauratiewerk aan de gang. In het Frans heet het werk 'La jeune sorcière'.
Een latere versie van de 'Patrokles' uit zijn Romeinse periode hangt aan de andere kant. Even verder vinden we ook 'Quasimodo' en Esmeralda' (1839).

In 'De rozenknop' (1864) worden we herinnerd aan één van zijn bekendste werken, 'La belle Rosine' (1847), waarvoor je naar het Museum voor Moderne Kunst in de Regentschapsstraat moet.

Het bronzen dodenmasker van de kunstenaar houdt hier de wacht en toont meteen de weg naar zijn beeldhouwwerken. Delen uit 'De vier tijdperken van de mensheid' bevolken het midden van de zaal.

Boven de deur naar de gang heeft 'De leeuw van Waterloo' een plaats gekregen. In die gang worden we geconfronteerd met de door Wiertz geschreven tekst 'Bruxelles capital, Paris province', uiteraard een gevolg van de slechte appreciatie die hem in Parijs te beurt gevallen was.

Er zijn nu nog drie kleine kamertjes, gevuld met het kleinere werk. Hier ontdekken we een aantal pareltjes van een kunstenaar die zich wellicht blind staarde op het grote werk, terwijl hij in het kleine zijn talent veel meer tot uiting liet komen.

De eerste kamer bevat een hele reeks portretten, naast olieverfschetsen en kleinere schilderijen. We vermelden hier zeker de 'Jonge Romeinse' (1834), een werk dat pas in 1979 uit een private collectie verworven werd. Links onderaan heeft de kunstenaar zelf vermeld: 'Etude d'après nature de femme - faite à Rome - A. Wiertz'. Bekijk ook 'De moeder van de kunstenaar', veel warmer dan zijn andere portretten.

Antoine Wiertz, La liseuse de romans, 1853


In de tweede kamer hangen links en rechts van de deuropening de geklede en naakte versie van 'De spiegel van Satan' (1856).  Verder is er ook 'De romanlezeres' (1853), waarin Wiertz het heeft over de invloed van 'slechte' literatuur (in dit geval Alexandre Dumas) als uiting van het morele verval in zijn tijd.
Let ook op 'De verhaaste begrafenis' (1854), uit een tijd waarin epidemieën (bvb. cholera) ook in Brussel nog voor de dood van heel wat mensen zorgden. Op aanwijzingen van de kunstenaar moest dit schilderij door een klein gaatje in de wand bekeken worden om het effect te vergroten.
Bekijk hier ook de zeer mooie, minucule landschappen.

In de laatste kamer wacht ons de onvermijdelijke vitrinekast met voorwerpen van de kunstenaar. Let naast de penselen en andere persoonlijke stukken zeker op het kleine schilderij van de tuin. Enkele prachtige, kleine pastels vervolledigen ons bezoek.

Toen Wiertz in 1865 stierf, moest hij eigenlijk nog beginnen aan het grote werk dat hem onsterfelijk zou maken. Door zijn contract met de Belgische staat had hij de laatste vijftien jaar alvast op een bevoorrechte plaats gewoond en gewerkt. 




© Art Spotter / Waterschoenen



Geen opmerkingen: