Om de hoek van de ontvangstbalie houden
Jules Dhondt en Irma Dhaenens
nog steeds discreet een oogje in het zeil.
Op 30 november 1968 werd het Museum Mevrouw Jules Dhondt-Dhaenens plechtig geopend. Industrieel Jules Dhondt en zijn echtgenote Irma Dhaenens maakten het op die manier mogelijk hun kunstcollectie 'onverdeeld en integraal voor het publiek toegankelijk te houden...'.
Aangezien het ook in de bedoeling van de stichters lag om ruimte te scheppen 'voor het inrichten van allerhande manifestaties die van aard zijn dat zij de algemene cultuur en/of het algemeen welzijn in Vlaanderen bevorderen', wordt ook vandaag een dynamisch beleid gevoerd. Via tijdelijke tentoonstellingen van hedendaagse kunst wordt de bestaande collectie getoetst en geactualiseerd.
De vaste collectie is omwille van de tijdelijke tentoonstellingen niet zichtbaar, maar wel te bekijken op de website van
*
Tot 26 mei 2019 lopen in het museum 2 aparte tentoonstellingsprojecten die we onlangs bezochten.
De rechtervleugel en de centrale hal zijn het terrein van 'FRINGE',
een project waarin drie kunstenaars een forum krijgen:
De Australische
Jenny WATSON
(°1951, Melbourne - Australia)
De Belgische, in Sri Lanka wonende
Saskia PINTELON
(°1945, Kortrijk - België)
De Amerikaan
William N. COPLEY
(1919, New York - 1996, Key West - U.S.A.)
Het minste dat je van deze drie kan zeggen is dat ze een eigen, onconventionele invalshoek hebben in het artistieke veld. Ze laten zich niet binnen een richting of stroming plaatsen en creëren elk op hun terrein met een veelheid aan technieken en uitdrukkingswijzen.
De titel 'FRINGE' verwijst in het Engels naar perifeer, marginaal, secundair of extreem in relatie tot iets anders. 'Fringe' staat ook synoniem voor 'Edge' of 'RAND'. Herinner U het project van Jan Hoet uit 2000, 'Over the Edges'. 'De werken die in het kader van Over the Edges werden gerealiseerd balanceren op de rand van integratie en contrast.' Zo ligt hier meteen een verwijzing naar de tentoonstelling aan de overkant van het museum, waar geput wordt uit het archief en de collectie van Jan Hoet, die bovendien een belangrijke promotor was van kunstenaars zoals Jenny WATSON.
Dat Jenny WATSON niet zomaar de eerste de beste is, bewijst zonder twijfel haar deelname aan de Biënnale van Venetië 1993 in het Australisch paviljoen. Watson was bovendien de eerste vrouwelijke kunstenaar die haar land vertegenwoordigde.
Ze toont hier in Deurle overigens een paar werken die toen ook in Venetië te zien waren. De schilderijen van paarden met aangehechte 'valse' paardenstaarten zijn geschilderd op luxueus rood fluweel en voorzien van extra roze paneeltjes met handgeschreven tekst. Gelijkaardige bordjes vinden we bij al haar schilderijen terug.
Die tekstbijlagen zijn terug te voeren naar de invloed van de conceptuele kunst die ze reeds in het begin van de jaren '70 oppikte. Daarnaast speelden het feminisme en de punk scene (in Melbourne en Londen) een bepalende rol in haar werk.
Watson kiest nooit voor het klassieke canvas, maar koopt haar stoffen (wol, katoen, voile,...) op de plekken waar ze (wereldwijd) komt. Onderstaand recent werk, waarin U ongetwijfeld Mary Poppins herkent, is gemaakt op stoffen die ze in Rome vond. Bij dit werk hoort geen tekstbordje, maar een kussen bedrukt met een Fiat 500.
© Jenny Watson
Naar aanleiding van het kunstparcours D.ART 2006 in Mechelen (Jenny Watson wordt vertegenwoordigd door Galerie Transit) gaf Jan HOET een treffende omschrijving bij het werk van Jenny WATSON:
"Op het eerste gezicht lijken de kunstwerken van Jenny Watson naïeve prenten en hebben ze iets van mooie kindertekeningen, oppervlakkig gezien althans. Desalniettemin is de gekende uitspraak 'dat kan ik ook' hier helemaal niet van toepassing. Daarvoor bezitten deze werken een te sterke gelaagdheid; een innerlijke spanning, die de kijker psychologisch aangrijpt en ontwapenend ondervraagt. Ook zijn ze daarvoor veel te harmonieus uitgebalanceerd. Tegenover de monumentaliteit van het visuele krijgen we de anekdotiek van de tekst. Het beeld als statisch gegeven en de tekst als handeling, als ritueel in een symmetrisch samenspel."
© Jenny Watson
The Seven Ages of a Playboy Bunny
19 Feb. 1998 Hanoi
Courtesy Galerie Transit, Mechelen
The Seven Ages of a Playboy Bunny
19 Feb. 1998 Hanoi
Courtesy Galerie Transit, Mechelen
Bij Jenny Watson is het autobiografische karakter nooit ver weg, maar ze weet haar 'verhalen' dermate in te kleden dat ze een universeel karakter krijgen.
Neem nu de serie 'The Seven Ages of a Playboy Bunny' in de hal van het museum. Met een groot gevoel voor humor en ironie portretteert ze zichzelf in die rol met bijschriften verwijzend naar 1998 tot 2058.
Let in de grote zaal ook op de gelaagde werken met geschilderde elementen en voiles zoals op de foto hierna.
Ontdek haar werk stuk voor stuk en laat U niet alleen bekoren door de schijnbare naïviteit van de voorstellingen, maar ook tot nadenken aanzetten, mede door de relatie tussen het beeld en de kleine tekstborden.
© Jenny Watson
Ook Saskia PINTELON is een buitenbeentje in het artistieke circuit. Deze Belgische kunstenares woont en werkt sinds 1981 in Sri Lanka, waar ze zich meteen liet inspireren door haar directe woonomgeving.
Ze biedt een bijzonder divers oeuvre met schilderijen, tekeningen, collages en haar meest recente 'ongoing' project waarin ze krantenpagina's als basis gebruikt voor haar getekende, geschilderde, geplakte en geschreven commentaren op het actuele gebeuren in haar thuisland Sri Lanka, maar ook op het wereldtoneel.
Politiek, feminisme, MeToo, cultuur, kunst,... en veel meer: het passeert allemaal de revue onder de allesomvattende titel 'NO NEWS GOOD NEWS'.
Deze serie is hier letterlijk aan de achterkant van haar ander werk gepresenteerd, maar geeft je ook bij nader onderzoek van de verschillende items (en dat zijn er heel wat) het gevoel dat je hier naar l'envers du décor aan het kijken bent. Ze baant zich een weg door de actualiteit en vult aan met haar eigen visie.
Ze biedt een bijzonder divers oeuvre met schilderijen, tekeningen, collages en haar meest recente 'ongoing' project waarin ze krantenpagina's als basis gebruikt voor haar getekende, geschilderde, geplakte en geschreven commentaren op het actuele gebeuren in haar thuisland Sri Lanka, maar ook op het wereldtoneel.
Politiek, feminisme, MeToo, cultuur, kunst,... en veel meer: het passeert allemaal de revue onder de allesomvattende titel 'NO NEWS GOOD NEWS'.
Deze serie is hier letterlijk aan de achterkant van haar ander werk gepresenteerd, maar geeft je ook bij nader onderzoek van de verschillende items (en dat zijn er heel wat) het gevoel dat je hier naar l'envers du décor aan het kijken bent. Ze baant zich een weg door de actualiteit en vult aan met haar eigen visie.
© Saskia Pintelon
Wat een moeder lijden kan, 2018
From the series 'Fast Forward-Rewind'
Mixed media on paper, mounted on canvas
Courtesy of the artist
Aan de voorkant van de wand hangen enkele werken uit de serie 'Fastforward-Rewind'. Je ziet ze meteen in al hun picturale duidelijkheid bij het binnenkomen van de zaal. De drie kinderen uiterst links staren je met hun vreemde ogen aan, maar kijken tegelijk dwars door alles heen. De moeder met haar kind op de rug slaat speels de ogen ten hemel, terwijl haar kind met een gelukzalige glimlach van de situatie geniet.
Voor deze werken maakt Saskia Pintelon gebruik van oude foto's die ze sinds jaren koopt bij een plaatselijke antiquair. Op basis van die simpele kiekjes uit het familiale verband, de vakantiesfeer of andere vergeten levensmomenten distilleert ze een monumentale, maar toegankelijke wereld.
Ondanks (of dankzij) de zwart-witte uitvoering maken deze taferelen op mij een warme, intieme indruk.
© Saskia Pintelon
Feeling Free, 2016
Mixed media on paper
Courtesy of the artist
Feeling Free, 2016
Mixed media on paper
Courtesy of the artist
Bij het binnenkomen van de zaal had U meteen rechts ongetwijfeld de grote collages opgemerkt. Ze zijn meestal aangevuld met getekende elementen en omgeven door geschreven teksten die als persoonlijke statements fungeren.
'FEELING FREE' - 'NO RULES' - 'IT'S LIKE A DESEASE' - 'I'M AN OPEN BOOK'
noteert ze naast de figuur hierboven, een fictief portret met een autobiografische stem die haar zekerheden en onzekerheden, vreugde, angsten en twijfels uitschreeuwt.
Let op de dubbele positie van de armen...
In een andere collage geeft ze ons de boodschap mee: SOME MUST THINK, SOME MUST DO.
Deze collages roepen bij mij de sfeer van 'dada' op. Ze bezitten een enorme constructieve en suggestieve kracht.
© Saskia Pintelon
From the series 'No News Good News', 2018-2019
Collage on newspapers
Courtesy of the artist
Achteraan in de hal van het museum wacht U een vierde aspect van haar werk, met name uit de serie 'FACES' (2004 - 2006). In die reeks portretteerde ze op oude theezakken (thee is het belangrijkste exportproduct van Sri Lanka) mensen, maar ook inheemse dieren (zoals ratten en raven). De twee voorbeelden die U hier te zien krijgt zijn van een enorme sterkte, zowel wat de pure uitbeelding betreft als de culturele achtergrond die ermee geschetst wordt.
Met William N. COPLEY staan we voor de derde vertegenwoordiger in 'FRINGE'.
Mochten we van de vorige twee zeggen dat ze met een EIGEN-ZINNIG oeuvre uitpakken, dan geldt dat zeker ook voor COPLEY. Zijn carrière volgde een veeleer atypisch parcours. Surrealisten als Man Ray, René Magritte of Max Ernst traden als mentor voor hem op. Maar het was meer bepaald Marcel Duchamp die hem zou aanmoedigen om verder te schilderen.
Copley is een generatie ouder dan de twee dames in 'Fringe'. Hij werd in 1919 geboren in New York. Zijn natuurlijke ouders bleven onbekend, maar in 1921 werd hij geadopteerd door de rijke uitgeversmagnaat en voormalig congreslid Ira C. Copley en zijn vrouw Edith.
Na zijn studies was hij van 1941 tot 1945 in militaire dienst. Na de oorlog keerde hij naar zijn thuisland terug. In 1948 opende hij (dank zij een erfenis) in Beverly Hills de Copley Galleries, waar hij vooral de surrealisten wilde promoten.
Hij zou het later als volgt uitdrukken: "Het surrealisme maakte alles begrijpelijk: mijn welgestelde familie, de oorlog en waarom ik zonder schoenen naar de Yale Prom ging. Het leek op iets waar ik succesvol in zou kunnen zijn."
© William N. Copley
enkele werken uit de reeks 'Nouns and Mail Order'
Met de Copley Foundation, die hij in 1954 oprichtte, bezorgde hij financiële steun aan veelbelovende kunstenaars en componisten. Via de galerie en de Foundation leerde hij de reeds eerder genoemde surrealisten en andere belangrijke kunstenaars kennen.
Na een eerste eigen tentoonstelling in 1951 concentreerde hij zich op zijn eigen artistieke werk en verhuisde naar Frankrijk. Pas in 1962 keerde hij terug naar New York.
Op het einde van de jaren '60 zegde hij zijn activiteiten als filantroop vaarwel en vestigde alle aandacht op zijn eigen studiopraktijk.
In 1966 schreef hij aan zijn vriend-kunstenaar Richard Hamilton: "Ik wil eerlijk gezegd meer bekendheid verwerven als kunstenaar dan als een man die zijn geld weggeeft."
Hij werkte toen volop aan de reeks 'Nouns and Mail Order' die hier in 'Fringe' getoond wordt. De werken doen je wel eens denken aan 'pop art', omdat ze alledaagse voorwerpen uit een postorder catalogus afbeelden, maar bezitten toch een heel eigen kracht. Zie bijvoorbeeld zijn 'Spectacles' (1970) hierboven. Ik ervaar zelfs even een flits 'Van Gogh' in het middelste werk op diezelfde foto.
Tot zijn dood in 1996 zou hij zich volledig aan zijn artistieke werk wijden.
© William N. Copley
Net zoals bij Saskia Pintelon speelt ook hier de achterkant van de wand een rol als l'envers du décor.
Hier hangt een serie zwart-wit beelden, een mix van tekeningen uit 'Nouns and Mail Order', houtskoolstudies uit zijn serie 'X-Rated' (1972-75) en een bijzondere groep van latere tekeningen, voltooid in 1991, waarin hij vele beelden uit eerdere werken hernam.
De meerlagige, gesublimeerde voiles van Jenny Watson hangen hier oog in oog met de expliciete, zwarte tekeningen van Copley... een onverwachte, maar perfect werkende confrontatie, waarvoor ik curator Charlotte Crevits graag een extra pluim geef.
Hier hangt een serie zwart-wit beelden, een mix van tekeningen uit 'Nouns and Mail Order', houtskoolstudies uit zijn serie 'X-Rated' (1972-75) en een bijzondere groep van latere tekeningen, voltooid in 1991, waarin hij vele beelden uit eerdere werken hernam.
De meerlagige, gesublimeerde voiles van Jenny Watson hangen hier oog in oog met de expliciete, zwarte tekeningen van Copley... een onverwachte, maar perfect werkende confrontatie, waarvoor ik curator Charlotte Crevits graag een extra pluim geef.
***
In de linkervleugel van het museum wacht ons een totaal andere ervaring.
Hier heeft onderzoeker-curator Melanie Deboutte met documenten en kunstwerken een tentoonstelling gebouwd rond vijf kunstenaars met wie Jan HOET een intense samenwerking kende: Royden RABINOVWITCH, PANAMARENKO, Michael BUTHE, Mario MERZ en Marina ABRAMOVIC.
Bij het overlijden van Jan Hoet in 2014 verdween een onvoorwaardelijke pleitbezorger van de hedendaagse kunst in dit land en ver daarbuiten van het toneel. Maar zijn erfenis werd bewaard, niet alleen in de vorm van een heus museum (het S.M.A.K.), maar ook in een eigen collectie en een persoonlijk archief dat nog talloze jaren onderzoek verdient.
Zijn verzameling boeken en notitieboeken werd na zijn dood overgedragen aan het Museum Dhondt-Dhaenens, dat deze als onderdeel van haar overkoepelende reflectie op collectievorming wil openstellen voor verder onderzoek. Deze persoonlijke bibliotheek vindt sinds vorig jaar onderdak in The Wunderkammer Residence, een project van de kunstenaar Hans Op de Beeck op het terrein achter MDD.
De huidige tentoonstelling streeft geen volledigheid na en wil geen definitief verhaal vertellen, maar biedt een stand van zaken in het het bredere onderzoek dat een jaar geleden van start ging en in de nabije toekomst verdergezet wordt.
Vandaag zien we dus het resultaat van een eerste onderzoeksproject, waarbij Melanie Deboutte (in samenspraak met de familie Hoet) een selectie maakte in een poging een tipje van de sluier rond Hoet en zijn verschillende artistieke uitgangspunten en connecties op te lichten.
Dat ze daarbij een bijzonder mooie tentoonstelling gemaakt heeft, is een absoluut pluspunt.
Voor Melanie Deboutte is de confrontatie met Hoet zeker geen sprong in het duister, vermits ze in het verleden reeds meewerkte aan bepaalde projecten, waaronder als assistent-curator van Jan Hoet in 'De Zee' (2014). Jan Hoet zelf overleed tijdens de voorbereiding van deze tentoonstelling, waardoor het project uitgroeide tot 'Salut d'honneur Jan Hoet'.
Courtesy Johan Van Geluwe
Royden RABINOWITCH (°1943, Toronto)
Briefkaart van Jan Hoet aan Royden Rabinowitch
Jan Hoet ontmoette Royden Rabinowitch voor het eerst in 1979 naar aanleiding van een solotentoonstelling in New York. Het werd de start van een jarenlange vriendschap en samenwerking.
In 1984 leidde dat tot een solotentoonstelling in het Museum voor Hedendaagse Kunst, de eerste op Europese bodem. Daar toonde de kunstenaar ondermeer enkele 'Barrel Constructions' en een 'Universal Plumbob'.
Een jaar eerder was de collectie van het museum reeds verrijkt met een 'anonieme schenking' (42 sculpturen en 21 tekeningen), vermoedelijk door de kunstenaar zelf.
Vanaf 1984 woonde en werkte Rabinowitch regelmatig in Gent, waardoor de band tussen de kunstenaar en de 'kunstbehoeder' nog intenser werd.
In 1986 was hij er ook bij in Chambres d'Amis, in 1992 met de imposante, labyrintische installatie 'The disposition of David Murray' tijdens Documenta IX in Kassel, bij de opening van het S.M.A.K. in 1999 en in 2001 met een nieuwe solo in Gent.
De kunstenaar creëert zijn werken vanuit een dubbele kijk op de ruimtelijke ervaring. Hij plaatst zijn werk vanuit zijn eigen visie, getoetst aan de mogelijke manier waarop de kijker de nieuwe combinatie (sculpturaal + architecturaal) zal beleven.
Rabinowitch gebruikt industriële materialen als staal en aluminium, die hij volgens zijn plannen heel secuur laat bewerken in een fabriek, maar kiest ook voor ready-made voorwerpen zoals houten tonnen.
Ook vandaag nog woont en werkt hij afwisselend in Gent en Canada.
Tekeningen van Royden Rabinowitch
*
PANAMARENKO (°1940 - Antwerpen)
Panamarenko, Schaalmodel van de Prova Car
PANAMARENKO is het artistiek pseudoniem van Henri Van Herwegen.
De man mag gerust een fenomeen genoemd worden in de Belgische kunst (met internationale uitstraling) van de tweede helft van de 20ste eeuw.
Als een 'poëtisch ingenieur' ontwierp hij (net niet) rijdende, vliegende toestellen,... die ook jaren later nog niets aan kracht ingeboet hebben. Al deze ontwerpen lijken te baden in een sfeer 'tussen droom en daad' (met dank aan Willem Elsschot).
In 1966 geraakte hij via een eerste, succesvolle tentoonstelling in de Antwerpse Wide White Space in contact met Joseph Beuys, die twee jaar later de tentoonstelling 'Das Flugzeug' organiseerde in de Academie van Düsseldorf. In 1969 werd hij opgenomen in de legendarische tentoonstelling 'When Attitudes Become Form' van Harald Szeeman in de Kunsthalle Bern.
In 1971, vier jaar voor de oprichting van het Museum voor Hedendaagse Kunst in Gent en de komst van Jan Hoet als conservator, kocht de Vereniging voor het Museum een tekening van Panamarenko bij Wide White Space.
In 1975 werd het 'Deltavliegtuig P-1 (Piewan)' aan de collectie toegevoegd. Het volledige collectiebudget voor een heel jaar was meteen opgesoupeerd (weliswaar in unaniem overleg tussen het stadsbestuur en de aankoopomissie), maar de Vlaamse pers schreeuwde moord en brand.
In 1980 kwam 'The Aeromodeller' (zeppelin) in het toenmalige museum terecht naar aanleiding van de tentoonstelling 'Kunst in Europa na 1968'. Het net geen dertig meter lange, opblaasbare gevaarte ging nadien tot de collectie van het museum behoren en zou daar in de zuilenzaal een schitterende thuis vinden. Tevoren had het ook al (1972) zijn opwachting gemaakt in Documenta 5 (Kassel) van Harald Szeeman.
Over de fascinatie voor en de aankoop van de Aeromodeller schreef Jan Hoet later: 'Het ging om de utopische droom van een nieuwe generatie waarvan terug verwondering en bewondering uitging.
Aanvankelijk was het de bedoeling van Panamarenko om met die zeppelin naar 'Sonsbeek buiten de perken' in Arnhem te vliegen, vertrekkend op de weide van Jef Geys in Balen. Het verslag hiervan in de documentaire film van Jef Cornelis geeft een schitterend beeld van deze 'mislukte' poging.
Panamarenko dook nog op in andere tentoonstellingen van het S.M.A.K., zoals bij de opening in 1999 of tijdens Chambres d'Amis.
In 2005 ging Panamarenko met kunstenaarspensioen.
De documenten en werken in het archief en de collectie van Jan Hoet bieden een bijzonder overzicht van zijn werk en de manier waarop de conservator hem al die jaren opgevolgd heeft.
Panamarenko, Meganeudon, 1974
*
Michael BUTHE (°1944, Sonthofen - +1994 Keulen)
Michael Buthe
Michael Buthe werd vooral bekend met zijn grootschalige, ruimtevullende installaties waarin hij westerse, oosterse en Afrikaanse culturen met elkaar vermengde. Hij pendelde zijn hele leven tussen Keulen, Iran of Marokko.
Hij werkte in talloze kunstuitingen: tekeningen, schilderijen, assemblages, collages, films, foto's, textiel,...
Net zoals Panamarenko werd ook Buthe door Harald Szeeman opgenomen in de tentoonstelling 'When Attitudes Become Form', maar nam ook deel aan maar liefst vier edities van 'Documenta' (in 1972 met Szeeman, 1977, 1982 en in 1992 in de versie van Jan Hoet).
In 1984 toverde hij, op vraag van Hoet, de Gentse museumzalen om tot een complete installatie, waar bij manier van spreken geen stukje ruimte onbenut bleef. Onder de titel 'Inch Allah' bouwde hij een een soort 'sjamanistische tempel' met op de achtergrond de steeds herhaalde aria uit de opera 'Carmen' van George Bizet: L'amour est un oiseau rebelle.
Toen Marina Abramovic en Ulay in diezelfde periode gedurende vier dagen hun performance Night Crossing brachten in de nabijgelegen tapijtenzaal, moest de muziek uitgezet worden.
Leven en werk waren bij Buthe intens verbonden en behoorlijk excentriek.
Hij overleed op amper vijftigjarige leeftijd.
Michael Buthe
*
Mario MERZ (°1925, Milaan - +2003, Turijn)
Mario Merz
Met Mario MERZ staan we voor een centrale figuur uit de Art Povera-beweging.
Centraal in zijn oeuvre staat de complexe, zelfs mystieke verhouding tussen de natuur en de mens, meer bepaald de manier waarop wij beslag trachten te leggen op onze omgeving door ruimtelijke ingrepen te doen.
Merz combineerde ruwe, natuurlijke materialen met industriële elementen als neonlicht en glas.
Ook Mario Merz dook in 1969 op in de spraakmakende tentoonstelling 'When Attitudes Become Form', die we reeds eerder mochten vermelden. Daar creëerde hij een iglo die volledig opgebouwd was uit vrijstaande stukken glas. Deze iglo's staan bij Merz symbool voor de beschermende en nomadische hut van de kunstenaar die er in alle rust en intimiteit kan werken en schuilen.
Jan Hoet ontmoette Merz rond 1980 en nodigde hem uit voor de tentoonstelling 'Kunst in Europa na '68' (1980).
In 1986 was Merz één van de deelnemers aan 'Chambres d'Amis'. Zijn opstelling van 7 tafels in één van de deelnemende woningen was dermate sterk dat het werk uiteindelijk ook in de collectie van het museum opgenomen werd.
Jan Hoet omschreef het werk later als volgt: "De tafels van Merz... als rauwe obstakels die ruimteveroverend zijn, in weerwil van de condities of limieten. Hier bereikt de kunstenaar het punt waar de tafel sculptuur wordt en de sculptuur tafel, in een positief en als vanzelfsprekend ervaren ambiguïteit die ontstaat uit een wederzijds respect voor kunst en voor de dingen, voor de natuur, voor de menselijke gedachten die in de constructie van een tafel vervat liggen."
In 1990 volgde (in de aanloop naar de Documenta van 1992, waar Merz voor een ruimtevullende installatie zorgde) de tentoonstelling 'Ponton Temse', waarvoor Merz een tekst in rode neonletters liet aanbrengen op de gevel van de Molens van Temse aan de oever van de Schelde.
Noi guardiamo verso
le finestre
Voi guardate dalle finestre
noi che vi guardiamo
Wij kijken door
de vensters
U kijkt door de vensters
naar ons die u bekijken
Het werk maakt nog steeds deel uit van het straatbeeld in Temse.
Let in de tentoonstelling op de collages met bladeren van Gentse bomen. Merz maakte ze in de aanloop naar Chambres d'Amis.
Nota's van Hoet over Mario Merz
*
Marina ABRAMOVIC (°1946, Belgrado)
Marina Abramovic & Jan Hoet
It takes Two to Tango
'The Urgent Dance'
Marina ABRAMOVIC is in de collectie van het S.M.A.K. alvast met één groot werk vertegenwoordigd.
Uit de openingstentoonstelling van het S.M.A.K. in 1999 is het werk 'Double Edge' mij bijgebleven: vier ladders, een houten, eentje met messen als sporten, een verhitte ijzeren ladder en een ladder in ijs. Dit werk bevat zo mogelijk alle extremen uit het oeuvre van Marina Abramovic.
Het werd aangekocht naar aanleiding van de solotentoonstelling die in 1996 doorging en uit Edinburgh, via Gent nog andere Europese steden aandeed.
De openingsavond op 30 november viel exact samen met de vijftigste verjaardag van de kunstenares. Het werd een groot feest, door Abramovic als volgt omschreven: "I decided to call the party The Urgent Dance. What could be more urgent, I thougt, than dancing in the face of age?"
Samen met Jan Hoet nam ze opeenvolgende poses aan uit de Argentijnse tango... de bevroren beweging als betekenisvol aspect in het totale oeuvre van de kunstenares.
In de persoonlijke collectie van Jan Hoet zijn niet echt tastbare werken van Marina Abramovic te vinden. Dat heeft natuurlijk in hoge mate te maken met het soort werk waarvoor de kunstenares staat. In feite staan zelfs de sculpturale installaties en de videowerken in dienst van de eigenlijke basis: de performance waarin ze de eigen lichamelijke en mentale grenzen verkent en dikwijls overschrijdt.
Tussen 1976 en 1989 werkte ze in dezelfde zin samen met haar toenmalige partner, de Duitse kunstenaar Ulay. Met hun performance 'Relation Works' kwamen ze in 1984 naar het Museum voor Hedendaagse Kunst (waar op dat moment ook Michael Buthe tentoonstelde - zie hoger bij Buthe). Tijdens die performance zaten ze uren per dag volledig bewegingloos en in stilte tegenover elkaar aan een lange tafel in een vorm van protest tegen de materialistische mentaliteit van de 20ste-eeuwse, steeds sneller evoluerende samenleving.
In 2012 bracht ze in het MOMA (New York) met 'The artist is present' een vergelijkbare performance. Bezoekers konden tegenover haar aan tafel gaan zitten. Op een bepaald ogenblik nam haar voormalige partner Ulay die plaats in. Dat leidde tot een emotioneel moment.
TOT 26 MEI 2019
in
MDD
MUSEUMLAAN 14
9831 DEURLE
woensdag tot en met zondag van 10 tot 17 uur
maandag en dinsdag gesloten
Tijdens deze tentoonstellingen is de
WUNDERKAMMER
open op zondagen van 10 tot 17 uur
INFO tickets, wegbeschrijving,...
© Art Spotter / Waterschoenen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten