In november 1968 werd het Museum Dhondt-Dhaenens plechtig geopend. Irma Dhaenens, weduwe van Jules Dhondt, maakte het op die manier mogelijk hun kunstcollectie "onverdeeld en integraal toegankelijk te houden".
Maar aangezien het ook in de bedoeling van de stichters lag om ruimte te scheppen "voor het inrichten van allerhande manifestaties die van aard zijn dat zij de algemene cultuur en/of het welzijn in Vlaanderen bevorderen", werd en wordt ook vandaag een dynamisch beleid gevoerd.
Via tijdelijke tentoonstellingen van hedendaagse kunstenaars en collecties van moderne kunst uit andere verzamelingen wordt de bestaande collectie getoetst en geactualiseerd.
Na de collectie Matthys in 2007 en de collectie Cooreman in 2009 is deze zomer de collectie Vlaamse modernisten van Tony Herbert aan de beurt. Er wordt gefocust op zes topnamen uit de collectie: Jean BRUSSELMANS, Gust DE SMET, Constant PERMEKE, Edgard TYTGAT, Frits VAN DEN BERGHE en Rik WOUTERS.
Tony HERBERT (1902-1959) was een Kortrijkse industrieel die zich vanaf het einde van de jaren '30 als verzamelaar manifesteerde, maar vooral einde jaren '40 en begin jaren '50 een schitterende, coherente collectie van vooral de bovenstaande kunstenaars uitbouwde. Bovendien ontpopte hij zich als een overtuigd promotor van de Vlaamse moderne kunst.
Eigenlijk begon hij pas laat hun werk te verzamelen. Nochtans toonde hij zich reeds vroeg als een strijder voor de erkenning van de Vlaamse cultuur in België.
Als verzamelaar en verdediger van 'zijn' kunstenaars bracht hij hun werk in bruikleen bij grote tentoonstellingen, maar ook organiseerde hij in zijn eigen villa 'Sporenhof' belangrijke hommages voor Gust De Smet (1948), Edgard Tytgat (1949) en Jean Brusselmans (1952), ten behoeve van de 'decisionmakers' uit de culturele, politieke, financiële en bedrijfswereld van die tijd.
Centraal achteraan: Rik Wouters: Portret van Mevrouw Giroux, 1912/13, Groeningemusea Brugge
Maar laten we ons nu concentreren op de tentoonstelling zoals ze hier gepresenteerd wordt. Meteen in de hal is bij de balie een begeleidende tekst beschikbaar. Wij nemen U nu reeds mee op een wandeling in de sobere, open ruimtes van het museum.
Links brengt een muurtekst, gekoppeld aan enkele foto's, ons meteen bij de les.
Achteraan eisen een groot schilderij en twee sculpturen van Rik WOUTERS (1882-1916) alle aandacht op.
Alle hier vertegenwoordigde kunstenaars zijn tijdgenoten, maar Rik Wouters werd amper 33 jaar. In korte tijd realiseerde hij nochtans een gigantisch en hoogstaand oeuvre. In 1912 kreeg hij van Galerie Giroux een contract aangeboden. Daardoor kon hij internationaal tentoonstellen en kennis maken met buitenlands werk. Zijn artistieke carrière werd in 1914 abrupt afgebroken door de eerste wereldoorlog en zijn fatale ziekte in 1916.
Rik Wouters: Huiselijke zorgen, 1913/14, brons, Groeningemuseum Brugge & Studie voor La folle danseuse, 1912
Het geschilderde portret van Mevrouw Giroux is typisch voor zijn 'Brabants fauvisme': fris, levendig, kleurrijk,...
De sculptuur 'Huiselijke zorgen' (zie ook in Middelheim Openluchtmuseum) is gebaseerd op zijn model bij uitstek, zijn vrouw Nel. Let ook op de kleine tekening van 'Het zotte geweld' (sculptuur bij de ingang in Middelheim Openluchtmuseum) en de buste van Ensor.
Hier verschijnt ook Edgard TYTGAT (1879-1957) al in beeld. Aanvankelijk behoorde hij met Wouters (en ook Brusselmans) tot het Brabants fauvisme, maar later evolueerde hij naar een totaal eigen kunstbeeld. Van hem onthouden we vooral de naïef aandoende plastische uitwerking, maar ook de kinderlijke vreugde en openheid in zijn onderwerpen.
Terug in de hal gaan we eerst naar de rechterzaal.
Meteen links maken we kenneis met 'De boswachter' (1927) van Constant PERMEKE (1886-1952). De meestal bonkige en donkere figuren zijn typisch voor het plattelands-expressionisme van Permeke.
Bij Gust DE SMET(1877-1943) is de hoekigheid speelser en kleurrijker van aard, ook in de onderwerpen, zoals in 'De minnaars' (1931) of 'Het groot bal' (1932).
En dan is er natuurlijk opnieuw Edgard TYTGAT. Hij liet alle stijlen aan zich voorbij gaan, plukte er soms uit wat hij zinvol vond, maar bouwde uiteindelijk zijn eigen 'speeltuin' met figuren in hun decor. Telkens tref je in zijn werk die speelsheid aan, met in de coulissen of op de achtergrond toch iedere keer de tragiek van het leven. Uit zijn titels, uit zijn beelden of de combinatie van beide komt ook steeds de fijne humorist naar voor.
We sluiten die eerste grote zaal af met tweemaal Jean BRUSSELMANS (1884-1953). Tony Herbert bezit van hem een serie absolute topwerken. Gedurende een hele periode was hij zijn belangrijkste (zoniet enige) verzamelaar met ruim zestig werken. Het 'Stilleven met groene peren' (1933) is een typisch voorbeeld van de geometrisch-constructivistische invloeden in zijn werk. In zijn 'Zonnig Brabants landschap' (1940) zorgt een plotse kleuropstoot voor een frivolere benadering (ik ontwaar hier de aanzet voor de imaginaire landschappen van Maurice Wyckaert).
Rik Wouters: De tekenaar (Edgard Tytgat), z.d. & Breiende vrouw, z.d.
Via de hal trekken we nu naar de grote zaal met de glazen binnentuin. De meditatieve kern zorgt samen met de summiere verdeling door panelen voor een totaal andere beleving van de ruimte. Er ontstaan 'kamers' die een andere accrochage mogelijk maken.
Meteen bij het binnenkomen staan we oog in oog met 'De verliefden in het dorp' (1925) van Frits VAN DEN BERGHE (1883-1939), waarmee hij vormelijk en qua koloriet nog heel sterk aansluit bij zijn vriend Gust De Smet. Enige tijd later begon hij steeds meer op te schuiven in de richting van een surrealistische beeldtaal, waarin Tony Herbert hem geenszins zou volgen.
We volgen naar links waar alweer Jean BRUSSELMANS schittert met onder andere een zeer sober 'Groot winterlandschap' (1939) en om de hoek op de buitenkant van het paneel zijn 'Zelfportret' uit datzelfde jaar.
Ik laat me hier ook graag verleiden door de prachtige pentekeningen van Rik WOUTERS, o.a. 'De tekenaar Edgard Tytgat'.
Aan de achterkant van het paneel kijkt het magistrale 'De papeter' (1922) van Constant PERMEKE uit over de zaal en de binnentuin.
Maar we gaan verder langs de buitenwanden met Jean BRUSSELMANS en 'Het grote interieur' (1939) waar zijn vrouw poseert in de grijze ruitjesjurk die je ook in de Brusselmanstentoonstelling in MuZEE meermaals geserveerd krijgt. Portret en stilleven zijn hier samengesmolten, in tegenstelling tot de 'Zittende jonge vrouw' (1946), waar alle aandacht naar het model gaat, ten nadele van een nu vage achtergrond.
In de voorlaatste hoek duikt (net als in MuZEE te Oostende) nog een versie van 'De mansarde' (1939) op: hoekigheid en blauw aan de macht.
Het bijzonder intieme 'De maaltijd' (1931) van Gust DE SMET zorgt hier voor een heel warme toets op het middenpaneel. Aan de achterkant mag Jean BRUSSELMANS beheerst tekeer gaan met 'De Storm' (1936).
Nu mogen we ons nog even verliezen in de 'sprookjeswereld' van Edgard TYTGAT: La femme de Loth, Soirée bourgeoise, Oosters verhaal (van liefde en goedheid) of Les vieillards tragiques... aan U de keuze.
Let op het paneel met twee werken van Gust DE SMET. Laat U meenemen in de dromerige, warme en uitgebalanceerde compositie van 'De zomer' (1926) of het frivole 'De taal der bloemen' (1927).
En mocht U zich geroepen voelen... het voormalige atelier en woonhuis van Gust De Smet ligt hier bijna letterlijk om de hoek (Gustaaf De Smetlaan 1) (open van woensdag tot zondag van 12 tot 17 uur).
De tentoonstelling
Collectie Tony Herbert
loopt tot 9 oktober 2011
in MUSEUM DHONDT-DHAENENS
Museumlaan 14
9831 DEURLE
Open van dinsdag tot zondag: 10 - 17 uur / zomer tot 18 uur
Catalogus beschikbaar
(c) artspotter voor 'waterschoenen'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten